Als uitgever en redacteur heb ik de afgelopen tien jaar heel wat non-fictiemanuscripten voorbij zien komen. Sommige waren van hoge kwaliteit, maar bij de meeste schortte er nog wel wat aan. In deze blog zet ik zeven veelvoorkomende missers voor je op rij, zodat jij kunt leren van de fouten van anderen.
1. Je punt maken
Wanneer ik me na twintig pagina’s nog steeds afvraag waar de schrijver naartoe wil met zijn verhaal, dan heeft hij dat zelf waarschijnlijk ook nog niet helder voor ogen. Een heldere opbouw is dan ook essentieel. Bedenk vooraf goed: wat wil je vertellen, waarom en hoe. Leg dit ook aan de lezer uit, dan snapt die beter waarom er soms een lange aanloop nodig is om een punt te maken. Vooral aan het begin van je boek is dat echt nodig, dan kan de lezer zich veel sneller een beeld vormen van wat hij kan verwachten (en of hij het de moeite waard vindt om door te lezen).
2. Geloofwaardigheid
Een expertboek waarbij de expert volledig buiten beeld blijft, kan mij niet overtuigen. Wie ben jij om mij dit te vertellen, vraag ik me dan af. Wil je je lezers overtuigen? Zorg dan dat je zichtbaar bent in je boek als expert én als mens. De meest overtuigende cases zijn namelijk die waarin je uit eigen ervaring vertelt hoe iets mis kan lopen. En hoe jij het hebt opgelost. Dan weet een lezer direct: ha, deze schrijver snapt mijn probleem!
Vind je het lastig jezelf zo bloot te geven? Schrijf dan minimaal een inleiding waarin je uitlegt waarom juist jij dit boek schrijft.
3. Stijl
Sommige schrijvers praten heel makkelijk over hun expertise. Maar als ze in hun boek iets willen uitleggen, gebruiken ze ouderwetse woorden, passiefconstructies en veel te veel bijzinnen. Ik kom het geregeld tegen. Al is je boodschap nog zo krachtig, met een moeizaam geschreven tekst komt hij nauwelijks over. Natuurlijk kun je een redacteur inhuren om je tekst te herschrijven, maar met de tips uit onze blog ‘Tien tips voor een lekker leesbaar boek’ kom je ook als onervaren schrijver een heel eind!
4. Erken de lezer
Misschien ben jij, net als ik, opgevoed met de regel dat je vreemden en ouderen met ‘u’ aanspreekt. Toch voel ik direct een afstand ontstaan als een schrijver mij in zijn boek niet tutoyeert. Nog erger is het als een schrijver niemand aanspreekt en algemene bewoordingen gebruikt als ‘men’ en ‘er’. Daar voelt geen enkele lezer zich door aangesproken. Overigens: van een tekst vol ‘wij’ en ‘ons’ krijg ik ook jeuk.Zorg dus dat je de lezer in je verhaal betrekt, hem bij de les houdt en zo nu en dan rechtstreeks toespreekt. In de jij-vorm.
5. Lang van stof
Sommige schrijvers gebruiken veel te veel woorden om iets uit te leggen. Ik zie wel eens manuscripten die bijna de helft korter kunnen. Lezers hebben steeds minder tijd, dus meer dan ooit geldt: hoe korter, hoe krachtiger. Al die extra woorden ervaart de lezer maar als ballast. Het haalt de vaart uit je boek.
Ben jij lang van stof? Vraag dan wat kritische proeflezers welke passages volgens hen een stuk korter kunnen.
6. Schat je lezer niet te hoog in
Als expert is het niet makkelijk om je een beeld te vormen van hoeveel een gemiddelde lezer begrijpt en kan volgen. Voor jou als schrijver is de materie namelijk gesneden koek.
Ik zie dat in manuscripten geregeld terug. Een schrijver vliegt in sneltreinvaart langs allerlei cruciale onderwerpen, terwijl de achtergrond en uitleg ontbreekt. Waarom is dat zo?
Of er staan oefeningen in die voor een deel van de lezers knap lastig zijn. Zelf heb ik dat bijvoorbeeld met visualisatie-oefeningen. Ik krijg het maar niet voor elkaar de juiste beelden op te roepen en heb geen idee hoe ik het moet aanpakken. Dus haak ik daar af.
Overvraag je lezer ook niet. Wanneer die om jouw methode te volgen zijn vaste gewoontes of dagelijkse rituelen moet veranderen, zal hij het héél snel opgeven.
Wat helpt is om daar als schrijver begrip voor te hebben, laat weten dat zoiets best lastig kan zijn, maar dat het de enige manier is om het einddoel te bereiken. Geef tips of bied alternatieve oefeningen aan.
7. Verkeerde humor
Humor kan heel goed werken in een boek, ook bij serieuze onderwerpen. Ik kan het in ieder geval wel waarderen. Maar niet altijd. Want lang niet alle schrijvers bezitten het talent om humor precies op de juiste toon en goed gedoseerd in te zetten. Pas dus op voor verkeerde humor, te plat, te cliché of te kinderachtig (tenzij kinderen je doelgroep vormen). Zo nu en dan een kwinkslag is prima, maar overdrijf het niet.
Door: Suzanna van der Laan
Wil je bij het schrijfproces begeleid worden door kritische vakmensen die jou voor deze valkuilen behoeden? Meld je dan aan voor ons TOPTEAM-traject.