Boekopmaak: over het innerlijk van je boek
Het lijkt zo eenvoudig: een boek opmaken. Maar schijn bedriegt, want een goede opmaak is ‘onzichtbaar’ voor een lezer. Hoe makkelijker de lezer de tekst tot zich neemt, hoe beter de vormgeving is. Boekontwerper Jaap Wolters van EenSterkverhaal.nl legt uit hoe het werkt en neemt je mee in de wereld van de boekopmaak.
Mooie looks, prima, maar het gaat om het innerlijk
Een mooi uiterlijk is leuk omdat je opvalt en aandacht krijgt. Maar vanbinnen moet er ook iets moois zitten, of iets wat intrigeert. Anders volgt er algauw een afknapper. Je voelde hem al aankomen: boeken zijn net mensen. Nou ja … er zijn overeenkomsten.
De vorige keer schreef ik op deze plek iets over het omslag (of: de cover) van een boek, hoe belangrijk die is. Een goed omslag verleidt, maakt nieuwsgierig, schuurt, laat je niet meer los en blijft je ook ’s nachts achtervolgen. Althans, daar droomt de omslagontwerper van. Een omslag vertelt weinig over de inhoud, behalve dan de achterop-tekst, die om onduidelijke redenen de ‘flaptekst’ wordt genoemd.
Vandaag gaat het over het binnenwerk. Daar draait het toch om bij een boek.
Structuur is alles
Veel non-fictie heeft een gedetailleerde structuur. Ga maar na: hoofdstuk, paragraaf, tussenkop 1, tussenkop 2, opsomming, voorbeeld, voorbeeld-opsomming, kadertje, oefening… De lijst is meestal nog veel langer. Een overzicht van de bovenste lagen van die structuur vind je terug in de inhoudsopgave. Daarin zie je in één oogopslag wat een hoofdstuk is en wat een subparagraaf. Precies datzelfde zal de ontwerper nastreven: die zorgt dat al die verschillende tekstonderdelen er ook herkenbaar uitzien.
Verschil moet er dus zijn, zichtbaar en herkenbaar
Er zit uiteraard logica in de opbouw van je boek. Na ‘Kop 2’ volgt (meestal) platte tekst, daarna eerst ‘Kop 3’ en dan pas ‘Kop 4’. Heb je een ‘Oefening-tekst’, dan mag die niet plompverloren tussen de platte tekst staan, maar moet die voorafgegaan worden door een ‘Oefening-kop’. Zolang die logische ordening in de kopij ook zichtbaar is, kan de vormgever deze onderdelen inderdaad onderscheidend maken. Logisch toch? Hoe moeilijk kan het zijn?
Was het maar zo’n feest
Logisch en ordelijk kunnen denken is niet zo vanzelfsprekend. Mensen zijn redelijke wezens, maar dat is iets anders dan ‘logische’ wezens. Voor sommigen is gestructureerd denken en schrijven lastig (dat zijn niet zelden de creatieve geesten!). Hoe verleidelijk kan het zijn om uit te weiden over een vergelijkbare situatie, die eigenlijk in het volgende hoofdstuk thuishoort, of in een voetnoot. En wie herkent dat wat er onder 1.2.3 staat eigenlijk 1.3 moet zijn?
De redacteur is de redder
Serieus. Als een redacteur iets is, dan is het ordelijk. Hij of zij kan orde in chaos brengen en verliest daarbij ‘nooit’ het geduld met de schrijver. Waarom begin ik over de redacteur? Omdat ook ik als vormgever afhankelijk ben van de logische opbouw! Want ik kan alleen logisch vormgeven als … enzovoort. (Soms gaat het ook andersom. Dan denk ik bijvoorbeeld: wat is de zin van het onderscheid tussen streepjes en bullets als opsommingsteken? Dan speel ik dat terug naar de redacteur. Want te veel structuur is ook nergens goed voor.)
Kun je wat minder theoretisch worden, Jaap?
Zeker wel. Je ziet hier (van een fictief boek) een stukje inhoudsopgave met daarnaast de hoofdstuktitel (eerste niveau) op een aparte bladzijde en daarna de introtekst, gevolgd door paragraaf 1.1 (tweede niveau) en daarna platte tekst met een tussenkopje. Deze elementen zie je (gedeeltelijk) terug in de inhoudsopgave. Wat opvalt is dat de tekst steeds minder ‘opvallend’ is vormgegeven. De hoofdstukopening krijgt alle ruimte (een hele pagina), de intro is wat opgeleukt, waarna de volgende kopjes er vrij ‘droog’ uitzien. Het wordt steeds onopvallender. Waarom is dat zo?
Bijna onzichtbaar
Soms is het ontwerp van de tekst en de paginalay-out bijna onzichtbaar. In die zin dat een lezer bij navraag geen duidelijk idee blijkt te hebben van de gebruikte lettertypes en de lay-out. Die lezer heeft daar al die tijd ‘overheen gelezen’. Dat is bijna altijd een goed teken. Het betekent dat de vormgeving van de tekst en de pagina’s hem niet gehinderd hebben en ze niet veel aandacht naar zich toetrokken. Het ontwerp heeft gedaan wat het moest doen: de lezer helpen de informatie moeiteloos tot zich te nemen. Zo simpel is het. Althans, zo eenvoudig is die doelstelling. Maar om die te bereiken is vakkundigheid nodig.
Orde en rust
Verschil tussen de tekstsoorten moet zichtbaar zijn, zagen we, maar bij die orde hoort ook rust. De lezer moet bijvoorbeeld kunnen zien dat de tekst die hij leest de omschrijving van een opdracht of oefening is en geen platte tekst. Veel verschillende tekstsoorten in een boek noodzaken dus tot evenveel verschillen in typografie (hoe de tekst eruitziet). Op zich is dat makkelijk te bereiken met het arsenaal van lettertypes met hun verschillende stijlen, de lettergrootte, de uitlijning, de regelafstand en (eventueel) kleur. Maar dat levert algauw een onrustig totaalbeeld op. De kunst is dus om al die verschillen subtiel, maar toch duidelijk genoeg te laten zien. Het oog heeft gelukkig niet zulke grote verschillen nodig. Het kan allemaal ‘onopgemerkt’ opgemerkt worden. Dat is de uitdaging voor de vormgever: houd het klein.
Hoe doet een vormgever dat?
Er valt nog veel te vertellen over wat een typografisch vormgever doet om orde en rust smaakvol te combineren. Over de vormgeving en lay-out van de pagina’s en de tekst. Over hoeveel verschillende lettertypes je kunt/mag gebruiken: schreef- en schreefloze letters, letters voor koppen en voor bijschriften, enzovoort. Over het gebruik van cursief en vet, over nummering. Over functionaliteit en over esthetica, over leesbaarheid en helderheid. Gelukkig wel. En daarom heb ik zo’n leuk vak.
Door: Jaap Wolters